Aruncus aethusifolius of Geitenbaard
Aruncus aethusifolius is een minder bekende tuinplant, maar goed toepasbaar als bodembedekkende vakbeplanting; ook in de rotstuin toe te passen. Het frisgroene loof verschijnt al vroeg in het voorjaar. Deze vorm van geitenbaard blijft uiterst laag in tegenstelling tot zijn soortgenoten. Aruncus aethusifolius heeft fijn ingesneden bladeren. In juni verschijnt de witte, pluimige bloeiwijze. Hier komen vlinders en bijen op af. In het najaar verkleurt het blad naar oranje tinten. Dit geeft deze bodembedekker nog meer sierwaarde.
Standplaats Aruncus aethusifolius
Aruncus aethusifolius groeit zowel in de zon als in de schaduw (in de zon is wel een goed vochthoudende bodem nodig) en stelt weinig eisen aan de grondsoort.
Aruncus aethusifolius snoeien en onderhouden
Knip uitgebloeide bloemen af en haal na de winter alle afgestorven delen van de tuinplant helemaal weg, zodat nieuwe, frisse scheuten voldoende licht en ruimte krijgen.
Veelgestelde vragen over Aruncus aethusifolius?
Hoe hoog wordt de Geitenbaard Aruncus aethusifolius?
De hoogte van een volgroeide Aruncus aethusifolius?
Wat is de beste standplaats voor Geitenbaard?
De beste standplaats voor de Aruncus aethusifolius is in de zon, half schaduw tot schaduw. vochtige grond vindt deze vaste plant wel fijn. De Aruncus aethusifolius is goed winterhard. De plant kan gebruikt worden in vakbeplanting die wat bodembedekkend groeit. Het blad is fijn ingesneden en staat graag in de halfschaduw.
Wanneer bloeit de Aruncus aethusifolius?
De bloei van deze Geitenbaard is in de maanden juni juli augustus. De bloemen zijn roomwit van kleur. Deze vaste plant doet het heel goed in de halfschaduw. Het blad is fijn ingesneden en groen van kleur. De Aruncus aethusifolius kan goed gecombineerd worden met andere vaste planten.
Is Geitenbaard Aruncus aethusifolius winterhard?
Aruncus aethusifolius is hier in Nederland goed winterhard. Deze Geitenbaard verdwijnt wel helemaal, maar komt in het voorjaar weer vanuit de grond terug met frisgroene bladeren.
